Eerstejaars moet gaan slapen

Wanneer ik mezelf weer eens moeizaam voortsleep door het Vondelpark, zie ik een groepje meisjes dat er nog belabberder uitziet dan ik. Allen riekend naar bier en gekleed in dezelfde outfit: een paars hansopje, zilveren donsjack en goud gespoten Timberlands. O ja! Het is weer zover. De groentijd is begonnen.  Het Vondelpark wordt de eerste week van september steevast bevolkt door rennende jongens en meisjes, allen lemmings die worden aangespoord door een zuur kijkende ouderejaars. Als ik de zwoegende meisjes bekijk, krijg ik een binnenpretje. Een gevoel dat ik altijd heb wanneer ik iets weet wat een ander niet weet. Ik weet namelijk precies wat er in de nabije toekomst van de meisjes gaat gebeuren.

Zo’n eerstejaars student gaat geheid met een aantrekkelijke blater gekleed in jas, das en dockers mee naar huis. Na een zwalkende fietstocht met een penibel moment waarbij zijn wiel vast komt te zitten in een tramrail en een korte pitsop bij Mama Shoarma, komt ze dan bij hem thuis. Zijn kamer bestaat uit een bed en een bureau dat ook dienst doet als bar. Na een beetje zoenen en een halfslachtige poging om de kleren uit te trekken, valt het prille stel als een blok in slaap. Zij wordt ruw uit haar droomloze slaap gewekt. Niet van het daglicht want zijn kamer is totaal verduisterd met niet alleen bamboe rolgordijnen maar ook met van die zware groene fluwelen. Want God verhoede dat hij voor twaalven uit zijn kater wordt gewekt door iets natuurlijks als daglicht. Nee, ze wordt wakker van een irritant geluid en een zachte druk op haar linkerboezem. Wanneer ze haar ogen moeizaam opent ziet ze hem op zijn buik liggen met in zijn linkerhand haar borst en in zijn rechter een half opgegeten broodje shoarma. Terwijl hij snurkt sijpelen er smalle straaltjes kwijl uit zijn mond. Om te verhinderen dat hij per abuis in een hongerig reflex op haar borst begint te bijten in plaats van in het broodje lam,  besluit ze dat het tijd is om naar huis te gaan. Voorzichtig om hem niet te storen, zo’n moeizaam gesprek is het laatste waar ze zin in heeft, tast ze naar haar bh die ergens onder de dekens ligt. Terwijl haar hand op ontdekkingstocht onder het dekbed is, voelt ze iets vreemds. Een harde aangekoekte plek op het laken. Ze hoopt dat dit sperma is en niet het geronnen maagdenbloed van één van haar voorgangers, zo’n naïef eerstejaarsje uit Appingedam dat hem geloofde toen hij zei ‘gewoon even knuffelen, lekker tegen elkaar aanliggen’ en vervolgens in stukken gehakt in de vuilniszak eindigde. Haar moeder waarschuwde haar nog zo: ga nooit met vreemde mannen mee naar huis. Maar er is geen tijd om hier lang bij stil te staan, want ze moet naar huis. Terwijl ze op blote voeten weg schuifelt blijft er iets tussen haar tenen hangen wat bij nadere beschouwing in het dodelijke tl-licht van de badkamer een condoomwikkel blijkt. En als ze dan boven de wc-bril hangt komt een of andere Jan-Willem doodgemoederd zijn tanden poetsen. Het was toch verstandiger geweest als ze een t-shirtje had aangetrokken. En als ze dan samen met haar kater de grachten afzoekt naar haar fiets denkt ze bij zichzelf: ben ik voor deze ervaring een maand lang afgezeken en fysiek afgebroken? Haar lippen trekken samen en ze kan niet wachten tot zij zelf eerstejaarsjes door het slijk mag halen.