Zusterliefde

Mijn broer en ik schelen op de kop af twintig maanden, tien dagen en 141 minuten. Dit leeftijdsverschil is te klein om elkaar te kunnen negeren en te groot om beste vriendjes te kunnen zijn. Hierdoor hebben we jarenlang een klassieke broer-zus relatie vol haat en nijd gehad. Terwijl het zo goed begon.

 

In mijn eerste fotoalbum staan vrijwel alleen maar foto’s van een lijvige, rolmopsachtige baby (ik) en een schattige peuter (broer) die kusjes aan de rolmops geeft. Maar deze liefdevolle periode duurt niet lang. Waar het precies mis ging, is vastgelegd op camera: ergens in huize Van Schaik is een korrelig zwart-wit filmpje te vinden waarin de oorzaak van de verslechterde verstandhouding tussen mijn broer en mij zichtbaar is.  In het filmpje zien we een tweejarig ventje dat een gigantische baby die een drinkbeker in haar rechterknuistje klemt,  een kusje wil geven. Maar het mollige kleintje is al dat gesmak meer dan zat en geeft de peuter een pets met haar drinkbeker. Hij revancheert zich onmiddellijk door haar slagwapen af te pakken. De baby zet het op een huilen en maakt zo een eind aan het vredesverdrag tussen broer en zus.  De vijftien jaren daarop worden gekenmerkt door veel vijandigheid. Elke schermutseling verloopt volgens hetzelfde stramien: hij pest, zij klaagt en speelt klikspaan.  Dit leidt onder meer tot het sinaasappelen-incident, het kleine blaas-debacle, het knietjes-voorval en de dagelijkse huis-tuin-en-keuken-veldslagen waarbij mevrouw Van Schaik regelmatig als scheidsrechter moet optreden.

Een wederzijdse afkeer was niet het enige wat mijn broer en mij met elkaar verbond. Er was ook vergeving. Wanneer broerlief weer eens iets nadeligs had uitgehaald, zoals mijn schouder als boksbal gebruiken of het likken van mijn pannenkoek, borrelde er veel woede in mij op. Gaandeweg leerde ik dat die woede na een uur of wat smolt als sneeuw voor de zon wanneer mijn broer een grapje maakte of een gek dansje deed. Om mijn haat jegens mijn twintig maanden en tien dagen oudere nagel aan mijn doodskist niet te vergeten, kalkte ik regelmatig zo’n twintig A4-tjes vol met opruiende teksten als ‘Broer is stom’, ‘Ik haat Broer’, ‘Dit vergeef ik Broer nooit’. Deze pamfletten hing ik op in mijn slaapkamer. Ik was van plan hier nog jaren mee door te gaan maar mijn ouders riepen mijn artistieke uitlatingen een halt toe onder het mom van papierverspilling. Het redden van het Tropisch Regenwoud en andere bomen lag me nauw aan het hart, dus ik besloot mijn zusterlijke afschuw verbaal te manifesteren. Ik schreeuwde ‘IK HAAT BROER’ tegen een ieder die het maar horen wilde of die bij mij in de buurt kwam. Na een half uur tieren verveelde ik me stierlijk en had ik pijn aan mijn keel. Zo rond mijn vijftiende was ik, en iedereen in mijn omgeving, mijn geschreeuw meer dan zat. Rancune koesteren kostte mij veels te veel moeite, dus ik besloot om minder nijdig door het leven te gaan. Deze beslissing kwam mijn relatie met mijn broer ten goede, want nu ik niet meer het klagende huilebalkzusje uithing, was de lol van mij pesten er snel vanaf. Gevolg: sinds een jaar of vijftien is er vrede tussen de Van Schaik-nazaten. Hoe lang dit gaat duren, weet ik niet. Wellicht zitten we nu in een interbellum en is het wachten tot de dag dat broerlief weer in mijn drankje tuft.